Paul Morez in Galerie Bureau Coquilhat

 

 

In het Bureau Coquilhat te Antwerpen nodigde galerist Win van den Abbeele een aantal schilders uit om hun werk te presenteren in het kader van een serie ‘statements over schilderkunst’. Na individuele tentoonstellingen van Gerhard Hemsworth, Kris Fierens,… was het de beurt aan Paul Morez om zijn koppige keuze voor de schilderkunst te verantwoorden.

 

Op het eerste gezicht houdt men Paul Morez voor een late constructivist of adept van de Neo-Geo. Abstract geometrische vormen in sterke kleurcontrasten schikken zich in uitgepuurde tweedimensionale composities. De schilderkunst is hier autonoom, ze verwijst in laatste instantie enkel naar zichzelf. Paul Morez opteert niet voor een ironische omgang met de traditie van het geschilderd beeld maar lijkt telkens bij het nulpunt te beginnen en te eindigen. Hij wijst de voorstelling en de directe expressie af en beperkt zich tot een streng minimaal uitgangspunt.

 

Paul Morez vertrekt van de materiële componenten van het schilderen, de pure vorm, de kleur, de verf, de textuur, het formaat, het doek en de verftoets. Hij onderzoekt systematisch en intuïtief tegelijk vanuit een vooropgestelde methode hoe de specifieke feitelijke gegevens van het schilderen en van de abstracte verbeelding tot een vorm kunnen gedwongen worden die zich losmaakt uit een oneindig aantal mogelijkheden. De inzet heeft een existentiële dimensie: hoe kan het schilderij nog vanuit een intrinsieke noodzaak ontstaan en als vorm en als betekenis de aandacht opeisen.

 

De abstracte vormentaal is voor Paul Morez geen vrijblijvend spel maar een onderzoek, waarin elke vorm een keuze belichaamt, elk beeld dat zich losmaakt een stap betekent in een persoonlijke geschiedenis, tot hij de grenzen van het onderzoek bereikt en volstrekt onwetend is over de volgende serie werken.

 

Paul Morez tast de grens af tussen voorstelling en abstractie. De vorm functioneert vaak op verschillende niveaus: afhankelijk van de context en de interactie met andere vormen en kleuren en met de kader krijgt de vorm een andere betekenis. Een zwart omrande witte driehoek wordt gezien als een signaalteken of als een abstracte platgedrukte piramide, een in een oranje veld uitgespaarde witte ovaal is een hoofd of een gat in het doek of een voor het doek zwevend vlak, een zwarte rechthoekige kader echoot de rand van het doek en maakt een venster of een spiegel van het schilderij of is puur een abstracte geometrische figuur in het monochrome doek.

 

De vorm ontsnapt aan eenduidige interpretatie en presenteert zich als de enig noodzakelijke betekenisvolle keuze in een oneindig aantal mogelijkheden van compositie binnen de grenzen van het schilderen, de kader, het gegeven doek, de verf, vorm en kleur.

 

Vooral in de afstandelijke nuchtere benadering van de materie wijkt het recente werk van Paul Morez af van zijn vroeger schilderijen die dynamischer, pastueuzer en expressiever zijn geschilderd en waar de verf en het gebaar een eigen inhoud kregen. Het is alsof hij nu bijna met tegenzin schildert. Ascetisch en methodisch wordt het voorontwerp uitgevoerd op doek in een vlakke verftoets, die hoe minimaal en quasi mechanisch ook, toch zichtbaar en tastbaar blijft, zonder overlappingen van vormen of opstapelingen van kleuren. Eigenlijk is het schilderen een ‘invullen’ van het beeldoppervlak.

 

De schilderijen fascineren, zij brengen een onmiddellijke krachtige sensatie teweeg bij de toeschouwer. Ze manifesteren zich als ‘dingen’ die maximaal aanwezig zijn, met hun geschilderde randen, in hun specifieke grootte, in de intense gesatureerde zwart-geel en zwart-wit contrasten, in het minimale maar toch tastbare verfoppervlak, in de persoonlijke geometrie. De directe optische werking van de complementaire en simultaancontrasten wordt nog intenser door het koele gladde, harde oppervlak en door het repetitieve karakter van de composities. Monotoon worden grafische begrensde motieven herhaald, tot het oog dat geen rust en geen centrum vindt zich vermoeid afwendt.

 

Het intrigerende en soms ronduit irriterende karakter van de schilderijen wordt nog versterkt door de asymmetrie en volstrekt tegendraadse composities, die het raster als basismodus van het constructivisme en elke rationele logica ontkennen, en die zich lijken voort te zetten tot buiten de randen van het doek. Sommige schilderijen zijn bijna chaotisch in hun vreemde vormenschikking. Ze zijn op een ondefinieerbare manier ‘geladen’. De eigenheid van het werk van Paul Morez schuilt precies in de tegenstelling tussen de strakke afstandelijke vorm en de psychische sensatie die ervan uitgaat, tussen de objectieve letterlijkheid van de doeken en hun confronterende kracht. Wie zich opstelt in de gesloten galerieruimte te midden van de monumentale schilderijen van Paul Morez ervaart een dwingende ontregelende energie .

 

Inge Henneman in Artefactum 1994